Algemeen
In de strafwet wordt voor elk misdrijf een straf voorzien. Dit houdt in dat de strafrechter zich hier aan moet houden en geen andere straf mag uitspreken voor de misdrijven die hij vaststelt dan wettelijk voorzien. Dit principe wordt ook wel samengevat in het adagium nulla poena sine lege.
De strafwet bepaalt echter de straf in abstracto. De strafrechter kan die straf van geval tot geval concretiseren. Zo kan een straf het voorwerp uitmaken van verzwaring of verzachting. In een aantal gevallen is de strafrechter verplicht om een strafverzwarende of strafverzachtende omstandigheid toepassen. In andere gevallen is dit facultatief en heeft de strafrechter dus meer vrijheid.
De strafwet voorziet bovendien ook een minimum- en een maximumstraf, waartussen de strafrechter kan manoeuvreren. De strafrechter kan dan ook rekening houden met bepaalde elementen die te maken hebben met de verdachte of met de gepleegde feiten. De strafrechter dient wel de uiteindelijke straf in zijn beslissing duidelijk te motiveren (art. 149 GW.).
Omstandigheden die de straf kunnen verminderen
Een onderscheid dient hierbij te worden gemaakt tussen:
- Verzachtende omstandigheden
- Strafverminderende verschoningsgronden
- Samenloop van misdrijven